Waterpoort De Reek

Bij de waterpoort "De Reek", onderdeel van de tweede omwalling uit 1297, komt de Jeker de vesting Maastricht binnen.

  • De waterpoort de Reek bestaat uit twee halfronde torens verbonden door een boog, waarboven muurwerk van baksteen, daarnaast uit een sluis en beer, een poterne alsmede een fragment van een waterkering. De poterne is een smal poortje om in oorlogstijd ook de sluiswerken te kunnen bedienen en om onderhoud te plegen.
    De waterpoort werd vernoemd naar de 'reek', de Maastrichtse naam voor het ijzeren valhek dat men in de poort kon neerlaten.

  • Vóór de waterpoort splitst de Jeker zich in tweeën. Een deel stroomt door de waterpoort de stad binnen. Deze tak splitst zich weer in een middentak en een noordelijke tak.
    De middentak stroomt door de Grote en Kleine Looiersstraat. Deze tak is thans overkluisd en voor een deel als riool in gebruik.

  • Bij de Reek kon men het niveau van de Jeker binnen de stadsmuren regelen. Dit was van belang voor de vele watermolens. De watermolens direct achter de waterpoort werden in vroeger eeuwen de Weyermolens genoemd, naar de molenvijver de Weyer beneden. De oudste bedrijven waren hier waarschijnlijk van de lakenwevers. In de Ramenhof aan de Jeker hadden zij al in 1368 hun ramen staan om hun lakens op te spannen, terwijl in de nabijgelegen Ververhoek het verversambacht het Maastrichtse laken zijn kleuren gaf.

  • Al sinds de 11e eeuw lag er een aarden wal om de stad. Op aandringen van de Hertog van Brabant kwam er een stenen muur daar later boven op te staan. Er moeten 12 waltorens gestaan hebben; 19 poorten plus 2 waterpoorten verleenden toegang tot de stad, waarvan een bij de Sint Pieterspoort. De waterpoort de Reek stond ook bekend onder de naam 'den reke bij die Raemen' (1465) en 'Reeck op den Aldenhoff' (1501). De waterpoort kreeg in 1486 een valhek en werd in 1550 uitgebreid met een stenen boog over de Jeker. De flanktorens werden waarschijnlijk in 1552 verlaagd en gevuld met aarde om beter tegen het nieuwe geschut bestand te zijn. De poterne bij de waterpoort was bedoeld om ter plaatse ook in oorlogstijd de sluis te kunnen bedienen of  te repareren.

    In de waterpoort is een sluis opgenomen waarmee men bij oorlogsdreiging de laaggelegen zuidzijde van de stad, het open terrein tussen Maastricht en Sint Pieter, onder water onder water kon zetten. Deze Jekerinundatie bestond uit een viertal grote waterbassins, die in 1674 aan de zuidzijde van de stad werden uitgegraven: de bassins bleven bekend als de Kommen. De Grote of Bonnefantensluis die voor de waterpoort is gelegen, dateert ook uit de periode 1674-1678. De sluis werd in 1766 vernieuwd en in dezelfde periode werden de grote inundatiekommen ten zuiden van de stad uitgegraven.

    De oost toren van de waterpoort De Reek werd in 1959, na gedeeltelijk te zijn afgebroken, weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht. De muur vanaf Waterpoort De Reek tot aan de brug aan de voormalige Pieterspoort werd gerestaureerd in de jaren 1987-1989.

  • De poort bestaat uit twee halfronde torens verbonden door een boog, waarboven muurwerk van baksteen. De oostelijke toren is geheel opgetrokken in Naamse steen, afgedekt met een lijst van mergel (halfrond), waarboven baksteen, die door één band van mergel verlevendigd wordt. Aan de zuidwestzijde zijn twee bijna vierkante vullingen van baksteen als van twee boven elkaar geplaatste en slechts door een stuk Naamse steen gescheiden schietgaten bij de derde toren op de westzijde. De westtoren is van hetzelfde type, maar op een onderbouw van kolenzandsteen. Deze heeft op het zuiden en op het zuidwesten een schietgat, het laatste echter gedicht. In de hoek tegen de verbindingsmuur, aan de oostzijde van de toren dus, bevindt zich een poortje, terwijl schuin daarboven de hoek wordt afgesneden door een uitbouwsel op afgeschuinde kraagsteen.