Het Kruisherenklooster stamt uit de vijftiende eeuw. Het is een van de weinige, volledig bewaard gebleven gotische kloosters in Nederland. Tegenwoordig is het een designhotel.
-
Maastricht was in de middeleeuwen een zeer religieuze stad. Het was een pelgrimsstad met veel verschillende kloosterordes. De Kruisheren woonden hier echter nog niet. Hun religieuze centrum lag in het Belgische Huy. In Nederland had de orde twee kloosters, in Cuijk en Asperen.
De bestuurders van alle kloosters - de priors - kwamen sinds 1410 jaarlijks in Huy bij elkaar voor het algemeen kapittel. De Kruisheren uit Cuijk en Asperen overnachtten tijdens hun reis meestal bij geestelijken in Maastricht.
In 1436 waren deze priors ook op weg naar Huy, toen in Maastricht de Heiligdomsvaart plaatsvond. Vanwege grote drukte was nergens plek om te overnachten. Daarop stelde de patriciër Egidius van Elderen enkele huizen aan de Kommel ter beschikking. Later werden hier het klooster en de kerk voor de Kruisheren gebouwd.
Deze bouw verliep echter niet zo soepel. De Maastrichtse Kruisheren waren vooral bezig met het werven van geld. Ook probeerden ze ambachtslieden over te halen om hun werk pro Deo te verrichten: voor de Goede Heer. Eerst werd een kleine noodkerk met een dak van stro gebouwd. In 1459 was het complex deels gereed. Maar drie jaar later sloeg de bliksem in, waardoor de toren instortte. De herbouwde toren werd een stuk lager. In 1520 was het hele kloostercomplex voltooid.
-
De Kruisheren droegen een habijt van witte wol met daarover een schouderkleed van grijze of lichtbruine stof. Later werd dat een kleed van zwarte stof met daarop het kruis van de Kruisheren: een liggende witte en een staande rode balk.
Ze waren zeer vaardig in het kopiëren, binden, illustreren en versieren van boeken. Ze verzorgden prachtige handschriften en maakten in hun kloosterbinderij fraaie leren banden, versierd met stempels waarin hun kruisembleem was verwerkt.
De orde was erg geliefd in de stad vanwege hun zorg voor medemensen. Ze verpleegden zieken (vooral tijdens de vele pestepidemieën) en ze verzorgden de missen voor de nonnen van het Bonnefantenklooster, de Grauwzusters en de Cellebroeders. De orde had dan ook veel invloed en hun aanzien groeide hard. In de zestiende eeuw kwam het merendeel van de Kruisheren uit de stad zelf. Veel Maastrichtenaren wilden bij het klooster worden begraven.
-
In de zestiende eeuw kwam het klooster tot bloei. Het telde toen meer dan 25 kloosterlingen. Tot de komst van de Spanjaarden in 1579, toen volgde een ongenadige plundering van de kerken en kloosters. Het Kruisherenklooster werd zwaar gehavend en slechts één Kruisheer overleefde het beleg. Na een moeizaam herstel viel het klooster in 1632 opnieuw ten prooi aan oorlogsgeweld. Dat gebeurde toen Frederik Hendrik de stad wilde terugveroveren.
In 1673 nam de Franse koning Lodewijk XIV de stad in met een leger van 40.000 soldaten. Ook toen werd het klooster niet gespaard. De Kruisheren werden zelfs verplicht om Franse soldaten in te kwartieren in het gehavende klooster. Lodewijk stelde wel 2.100 gulden beschikbaar om de schade te herstellen.
De achttiende eeuw verliep redelijk rustig. Totdat in 1795 de Fransen met hun kanonnen voor de stadspoorten stonden om Maastricht in te lijven. De Maastrichtenaren moesten zich vanaf toen aan de Franse wetten houden. Eén daarvan was de scheiding tussen staat en kerk. Alle kloosters en kapittels werden daarom opgeheven. De Fransen namen het Kruisherenklooster in en vestigden er een munitiemagazijn, kazerne en garnizoensbakkerij. Bijna een eeuw lang behield het klooster een militaire bestemming. In 1801 mocht de geestelijkheid terugkeren naar de stad, maar de Kruisheren kwamen nooit meer terug.
-
Eind negentiende eeuw zorgde Victor de Stuers dat oude gebouwen een nieuwe bestemming kregen, zodat ze niet verloren gingen. Daarom werd het Rijkslandbouwproefstation in de kloostervleugels gevestigd. Hier werd jarenlang agrarisch onderzoek gedaan. De kerk is onder meer gebruikt voor tentoonstellingen, vergaderingen en als stempellokaal voor werklozen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk gevorderd door de Duitse bezetters, daarna door de Amerikaanse bevrijders en tenslotte door het Nederlandse Beheersinstituut.
Rond 1980 nam de gemeente het gebouw over. De Sint-Servaasparochie benutte het tijdens de grootscheepse restauratie van de Sint-Servaasbasiliek. Opera Zuid heeft het complex nog een tijd lang gebruikt als repetitie- en opslagruimte. Het klooster is zelfs korte tijd gekraakt.
Weetje
Vijfsterren designhotel
In 2000 vestigde horecaconcern Camille Oostwegel een vijfsterrenhotel in het complex. De oude architectuur en ornamenten werden verrassend aangevuld met modern design en kunst, veelal in rood en wit, de kleuren uit het kruisembleem van de Kruisheren.
Omdat de kerk een Rijksmonument is, was het verplicht om alle constructieve elementen er los in te plaatsen. De receptie, lobby, bar en het restaurant zijn daarom op en onder twee tussenvloeren geplaatst. Gasten kunnen er onder de gotische kerkbogen dineren. Een kleinere tussenvloer is ingericht als lees- en studieruimte. Opvallend is de entree in de vorm van een koperen tunnel, een ontwerp van Ingo Maurer.
Auteur: Centre Céramique