Het Dinghuis is een van de oudste gebouwen van de stad. Het is oorspronkelijk gebouwd in vakwerk. Dat is nog te zien aan de zijgevel in de Jodenstraat, al zijn de ruimtes tussen de balken sinds 1699 met bakstenen gevuld. Het Dinghuis was eeuwenlang het gerechtsgebouw van de stad. Later had het vele andere functies. Tegenwoordig is hier het Maastricht Visitor Center gevestigd.
-
De ligging van het Dinghuis valt meteen op. Het steekt boven de omliggende panden uit en domineert de Kleine Staat en de Grote Staat. De laatgotische voorgevel is opgetrokken uit grijze Naamse steen. De ramen zijn gedecoreerd met de wapenschilden van de hertog van Brabant, het prinsbisdom Luik én van de stad Maastricht. De ingang op de eerste verdieping is bereikbaar door een dubbele trap. De oorspronkelijke trap was versierd met twee bronzen leeuwen. Die zijn tijdens de Beeldenstorm in 1566 echter verdwenen. De trap zelf is bij een verbouwing in 1749 verwijderd en in 1912 weer in ere hersteld.
Verlaging van één etage na Franse bommen
De bekroning van de gevel noemen we het fronton. Deze stamt uit de tijd na de bombardementen van Maastricht in 1793. Het Franse Republikeinse leger beschoot de stad toen met vijfduizend bommen. Daarbij werd ook het Dinghuis geraakt. De voorgevel raakte ernstig beschadigd. Bij herstelwerkzaamheden werd het gebouw met één etage verlaagd.
Weetje
In het fronton is een klok aangebracht. Dit fronton ontstond pas na de Franse bombardementen. Toch werd in 1470 al melding gemaakt van een ‘oerclock’ op het Dinghuis.
-
Het Dinghuis fungeerde sinds 1470 als gerechtsgebouw. In de kelder van het Dinghuis bevonden zich gevangenissen. Waarschijnlijk was er ook een martelkamer, al zijn niet alle historici het daarover eens. Wel is algemeen bekend dat in de Middeleeuwen veel gruwelijke lijfstraffen werden uitgevoerd. Zo ook in Maastricht. Tot begin negentiende eeuw werden ernstige misdrijven bestraft met onthoofden, ophangen, verbranden, wurgen, radbraken of andere doodstraffen. Bij lichtere misdrijven werd je gegeseld, gebrandmerkt of verbannen.
Het schavot waarop executies werden uitgevoerd, stond op de Markt of het Vrijthof opgesteld. Buiten de stadsmuren stonden de galgen: op de Dousberg, buiten de Boschpoort en in het Wyckerveld.
-
Het gerechtelijk college bestond in de Middeleeuwen uit een hoogschout en zeven schepenen. De hoogschout was de voorzitter en aanklager van het Hooggerecht. De schepenen waren de leden van de rechtbank.
De scherprechter (ook wel: de beul) moest de vonnissen uitvoeren. Dat was geen geliefd beroep. Beulen wisten dat maar al te goed. Ze buitten hun positie vaak uit door verhoging van hun ‘wedde’ (salaris) te vragen. De uitdrukking ’zo brutaal als een beul’ komt daar wellicht vandaan.
Het uitvoeren van lijfstraffen gebeurde natuurlijk niet hele dagen. Daarom was de beul vaak ook herbergier. Of de officiële varkensjager die alle loslopende varkens in de stad moest vangen. Tijdens pestepidemieën kreeg hij de taak om de huizen van bezweken stadsbewoners te ontsmetten. Tijdens de pestepidemie van 1669 werd de Maastrichtse beul zelf slachtoffer van deze ziekte. Hij raakte besmet en stierf.
-
Naast het Dinghuis was er een tweede gerechtshof, het Lanscroon. Beide lagen in de Grote Staat en de Kleine Staat. Staat is overigens geen oud woord voor straat. Het betekende: 'daar waar het stedelijk gezag gevestigd is'.
Maastricht was tussen 1204 en 1794 tweeherig: de stad werd bestuurd door de hertog van Brabant en de prins-bisschop van Luik. De stad was een ingewikkelde lappendeken van kleine gebieden. In het ene deel viel je onder het Luiks recht, in het andere onder het Brabants recht. Het Dinghuis werd voor beide gebruikt: het Luiks Gerecht hield zitting op woensdag, het Brabants Gerecht op vrijdag.
De functie van het Dinghuis als gerechtshof werd in 1664 opgeheven. In dat jaar opende op de Markt het nieuwe stadhuis. Daar werden ook de beide gerechtshoven ondergebracht.
-
Het Dinghuis heeft vele functies gehad. Vanaf de veertiende eeuw was het in gebruik als uitkijkpost. Het gebouw lag immers hoog en centraal. Nadat in 1664 de functie van gerechtshof verviel, bleef het tot 1825 dienstdoen als gevangenis. Eind negentiende eeuw kreeg de eerste Maastrichtsche Telephoon Maatschappij er haar kantoor.
Op de onderste verdiepingen was vanaf 1881 het museum van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap gevestigd. In 1907 klaagde dat echter over de gebrekkige huisvesting: er was geen daglicht, geen verwarming en geen studiezaal. Het duurde nog zeven jaar voordat het Genootschap verhuisde naar het voormalig protestants weeshuis aan de Lenculenstraat (nu de Toneelacademie).
Tussen 1930 en 1937 was in de kelder een café gevestigd met de toepasselijke naam: de Raadskelder. In de Tweede Wereldoorlog was het de plek voor de luchtbeschermingsdienst. Ook nu diende het hoge huis weer als uitkijkpost. Na de oorlog vestigde er een kantoor van het Limburgs Thuisfront voor steun aan militairen. In 1952 organiseerden de Fransiscaner paters er zelfs een jongerensociëteit met beat-avonden.
En tot slot had je er de Poesjenellekelder. Zo noemde de Maastrichtse kunstenaar en poppenspeler Pieke Dassen zijn poppenkasttheater. Niet alleen kindervoorstellingen als Pieke Potloed waren een succes, Dassen maakte ook politieke poppenkast voor volwassenen.
In 1965 was het Dinghuis in slechte staat en werd het gesloten voor een restauratie. Geld daarvoor ontbrak echter vele jaren. Pas in 1984 werd het gebouw weer in gebruik genomen door de VVV.
Auteur: Centre Céramique